De termijnen waarbinnen de fiscus een aanslag kan opleggen, worden door de Belgische fiscale wet bepaald. Voorheen was de onderzoeks- en aanslagtermijn doorgaans drie jaar, tenzij er sprake was van vermoedens van fraude. In dat geval werd een termijn van zeven jaar toegepast. Hoewel een onderzoeks- en aanslagtermijn van tien jaar mogelijk was, werd dit enkel in uitzonderlijke omstandigheden toegepast.

De wetgever heeft met de wet van 20 november 2022 betreffende diverse fiscale en financiële bepalingen de onderzoeks- en aanslagtermijnen uitgebreid. Deze nieuwe fiscale termijnen zijn van toepassing op vennootschapsbelasting, BTW, roerende en onroerende voorheffing en zijn van kracht vanaf het aanslagjaar 2023 (inkomsten van het jaar 2022).

Het doel van deze verlenging is om de fiscus meer tijd te geven om belastingaangiften te controleren, met een specifieke focus op aangiftes met een internationale component. Dergelijke aangiftes worden door de fiscale wetgever als “zeer tijdrovend op het gebied van onderzoek” bestempeld, en het is belangrijk om “dialoog met de belastingplichtige met het oog op een akkoord niet te onderbreken”. De OESO heeft ook aangegeven dat de verlenging van de termijnen noodzakelijk was om beter aan te sluiten bij de termijnen in buurlanden.

Belangrijkste wijzigingen

  • De basistermijn van 3 jaar blijft behouden voor tijdig ingediende aangiftes waarvoor de fiscus een wijziging wil doorvoeren, bijvoorbeeld om een hogere belastingschuld vast te stellen.
  • Indien de aangifte niet tijdig wordt ingediend, of zelfs helemaal niet wordt ingediend, geldt een nieuwe onderzoeks- en aanslagtermijn van 4 jaar.
  • Specifiek voor aangiftes met een internationale component moet u nu rekening houden met een onderzoeks- en aanslagtermijn van 6 jaar. De fiscale wetgever gebruikt de term “semi-complexe” aangiftes om te verwijzen naar bijvoorbeeld aangiftes van ondernemingen die onderworpen zijn aan documentatieverplichtingen inzake transfer pricing en aangiftes die betalingen aan belastingparadijzen moeten rapporteren. Deze aangiftes vallen onder het toepassingsgebied.
  • Tot slot is er nog de verlengde onderzoeks- en aanslagtermijn van 10 jaar. Dit is nu de nieuwe standaardtermijn in geval van fraude. Het is niet langer nodig dat de fiscus haar aanwijzingen van belastingontduiking bekendmaakt. Het volstaat dat ze haar intentie kenbaar maakt om de verlengde termijn toe te passen voor de aanslagjaren waarvoor een fraudeonderzoek wordt gestart. De termijn van tien jaar is ook van toepassing op “complexe” aangiftes, waarbij de wetgever enkele meer uitzonderlijke situaties beoogt, zoals bijvoorbeeld juridische constructies in het buitenland.

Bewaartermijn

De verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijnen heeft ook gevolgen voor de bewaartermijn van  de boekhouding. De belastingplichtige was voorheen verplicht om haar administratie gedurende 7 jaar te bewaren, maar moet deze nu gedurende 10 jaar bewaren.

Bezwaartermijn

De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag is ook verlengd. Voorheen was deze termijn 6 maanden, maar deze is nu verlengd tot 1 jaar. Dit is natuurlijk goed nieuws.

Dwangsommen

Met de nieuwe fiscale wet kan de fiscus nu de rechtbank vragen om een dwangsom op te leggen wanneer een belastingplichtige niet meewerkt aan het onderzoek. Voorheen kon de fiscus een administratieve boete van maximaal 1.250 EUR opleggen.